Achteruitgang onderwijsproductiviteit past in langere trend
Figuur 1 laat zien dat de daling van de productiviteit tussen 2020 en 2021 past in een langere neerwaartse trend. Vooral bij het primair en voortgezet onderwijs is goed te zien dat het met de productiviteit al jarenlang bergafwaarts gaat. De productiviteitsontwikkeling van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs vertoont de laatste tien jaar wat meer schommelingen, maar de jaren van krimp overheersen de jaren van groei.
Het wetenschappelijk onderwijs onderscheidt zich ook op langere termijn positief van de andere onderwijssoorten. Vooral na 2017 is een duidelijke stijgende lijn in de productiviteitsontwikkeling van de universiteiten te zien. Daarmee continueert de sector de trend die al jaren eerder is ingezet. Al vanaf 2000 is er in het wetenschappelijk onderwijs sprake van een trendmatige productiviteitsgroei. Voor de andere onderwijssectoren geldt min of meer het omgekeerde. De gemiddelde jaarlijkse groei in de afgelopen twee decennia is daar negatief.
Nationaal Programma Onderwijs
Uit onderzoek blijkt dat de negatieve productiviteitsgroei voor een belangrijk deel is toe te schrijven aan budgetverhogingen. In de loop van de tijd stelt het Rijk met enige regelmaat veel extra middelen, vaak bovenop het reguliere bekostigingsbudget, beschikbaar aan de onderwijssectoren. Vooral met het oog op verbetering van de kwaliteit. Zo is er in de jaren rond 2000 veel geld beschikbaar gesteld voor de klassenverkleining in het basisonderwijs. De beoogde kwaliteitsverbeteringen zijn echter nooit aangetoond. Wel is duidelijk dat dit sterk heeft bijgedragen aan de productiviteitsdaling in het primair onderwijs.
Ook bij het in 2021 van start gegane Nationaal Programma Onderwijs (NPO) speelt het kwaliteitsargument een belangrijke rol. Met het programma komen honderden miljoenen beschikbaar om het onderwijs te laten herstellen van de terugval in onderwijskwaliteit als gevolg van de coronacrisis. In totaal gaat het om een bedrag van € 8,5 miljard, over meerdere jaren verspreid. In 2021 is daarvan ruim € 3 miljard uitgekeerd.
Dat is voor een belangrijk deel terug te zien in de (gedefleerde) kosten van de onderwijssectoren, die in alle sectoren toenemen. Dit draagt sterk bij aan de productiviteitsdaling die tussen 2020 en 2021 plaatsvindt. Die daling is in het voortgezet onderwijs het sterkst omdat daar tevens sprake is van een dalende productie (minder leerlingen). In het wetenschappelijk onderwijs is juist een flinke toename van de productie te zien. Daardoor weet de sector, ondanks de (reële) kostenstijging, toch nog een lichte productiviteitsgroei te realiseren.
Onderwijskwaliteit
Of de extra middelen ten goede zijn gekomen aan de realisatie van de doelen van het NPO is niet duidelijk. Dit vooral ook omdat er geen heldere doelen met meetbare indicatoren zijn gesteld. Uiteindelijk doel is natuurlijk het herstel van de onderwijskwaliteit. Maar ook op de kwaliteit van het onderwijs is in 2021 onvoldoende zicht. Volgens de Staat van het Onderwijs is de onderwijskwaliteit in het funderend onderwijs door de coronacrisis verder onder druk komen te staan, vooral vanwege vertraging opgelopen bij taal en rekenen door de schoolsluitingen. Niet duidelijk is of dit ook geldt voor de andere onderwijssectoren. Door het ontbreken van goede cijfers over de onderwijskwaliteit is dan ook niet vast te stellen of het NPO hierin verbetering heeft gebracht.
Meer informatie
Voor nadere informatie over de productiviteitstrends in het onderwijs kunnen op TiPS diverse publicaties worden gedownload.
De monitor TiPS is een initiatief van IPSE Studies, mogelijk gemaakt met financiële steun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Meer informatie is te vinden op https://www.trendsinpubliekesector.nl/info. Voor vragen over TiPS kunt u contact opnemen met Alex van Heezik (a.vanheezik@ipsestudies.nl) | 06-24517411).